ABC van duurzaamheid
ABC VAN DUURZAAMHEID
In dit document vindt u een overzicht van de belangrijkste termen en begrippen rond duurzaamheid, helder en eenvoudig uitgelegd. De begrippen zijn alfabetisch gerangschikt van A tot Z zodat u snel kunt terugvinden wat u zoekt.
Mist u een begrip? Laat het ons weten – we vullen dit overzicht graag verder aan.
In de interviews, podcasts en video’s op dit platform gebruiken onze sprekers vaak deze termen. Mocht er iets niet meteen duidelijk zijn, dan kunt u hier steeds terecht voor uitleg.
Veel leesplezier en inspiratie!
A
Adaptatie (klimaatadaptatie)
Klimaatadaptatie is het proces waarbij de samenleving zich aanpast aan de huidige en toekomstige gevolgen van klimaatverandering, zoals hittestress, droogte, wateroverlast en zeespiegelstijging, om de kwetsbaarheid en de negatieve gevolgen daarvan te verminderen. Dit gebeurt door middel van maatregelen om de omgeving en systemen klimaatbestendig en waterrobuust in te richten, zoals het aanleggen van meer groen en het maken van ruimte voor water, het verhogen van dijken om de zeespiegelstijging tegen te gaan.

B
Biodiversiteit
Biodiversiteit is de verscheidenheid van al het leven op aarde, waaronder de variatie in soorten planten, dieren en micro-organismen, de genetische verschillen binnen die soorten, en de verscheidenheid aan ecosystemen, zoals bossen of moerassen. Het is essentieel voor het in stand houden van een evenwichtige, gezonde natuur en draagt bij aan onmisbare diensten zoals de productie van voedsel, schoon water en medicijnen.
Biodiversiteit kan op drie niveaus worden beschreven:
1. Genetische diversiteit: de variatie aan genen binnen een soort, wat soorten helpt zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
2. Soortendiversiteit: de verscheidenheid aan verschillende soorten planten, dieren en micro-organismen in een bepaald gebied, zoals een regenwoud of een woestijn.
3. Ecosystemendiversiteit: De verscheidenheid aan verschillende leefomgevingen en natuurlijke gemeenschappen, zoals veenweiden, kustgebieden of moerassen.
Waarom is biodiversiteit belangrijk?
Natuurlijk evenwicht: alle levensvormen werken samen in een ecosysteem en zorgen voor een stabiele, gezonde natuurlijke wereld.
Aanpassing aan veranderingen: genetische diversiteit zorgt ervoor dat soorten zich kunnen aanpassen aan veranderingen in hun omgeving.
Menselijke welvaart: de natuur levert cruciale 'ecosysteemdiensten' voor de mens, zoals bestuiving van gewassen, waterzuivering, en grondstoffen zoals hout en medicijnen.
__________
Biobased economy
Een biobased economy is een economisch systeem waarin hernieuwbare biologische bronnen (biomassa), zoals planten, gewassen, en afvalstromen, de basis vormen voor de productie van producten, materialen, energie, en voedsel, in plaats van fossiele grondstoffen. Het doel is om duurzaamheid te bevorderen, de afhankelijkheid van eindige fossiele brandstoffen te verminderen, en de economie te laten groeien op basis van biologische cycli. Voorbeeld: bioplastic.
__________
Biologische afbreekbaarheid
Biologische afbreekbaarheid betekent dat een materiaal kan worden afgebroken door levende organismen, zoals bacteriën en schimmels, tot natuurlijke componenten zoals water, koolstofdioxide en biomassa. Dit is een natuurlijk proces dat bij organische stoffen, zoals bladeren, voedselresten en bepaalde plantenvezels, van nature plaatsvindt. Het proces duurt echter afhankelijk van de omstandigheden en het materiaal, en biologische afbreekbaarheid betekent niet automatisch composteerbaarheid in een thuiscomposthoop of GFT-container.
Een voorbeeld van een product dat biologische afbreekbaarheid bezit, is een koffiepadszak gemaakt van plantaardige materialen, die na gebruik volledig afgebroken kan worden door micro-organismen en terug de natuur in gaat.Andere voorbeelden zijn natuurlijk houten speelgoed, katoenen kleding, biologisch afbreekbare vaatdoeken, douchegels met biologisch afbreekbare formules.

C
Carbon accounting
Carbon Accounting is het systematisch meten en rapporteren van de uitstoot van broeikasgassen (CO₂ en andere) die een organisatie, product of activiteit veroorzaakt. Carbon Accounting is het boekhouden van CO₂-uitstoot – net als financiële boekhouding, maar dan voor klimaatimpact.
Belangrijkste onderdelen:
1. Meten van emissies
Vaak volgens het internationale Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol), verdeeld in:
Scope 1: directe emissies → uit eigen installaties en voertuigen.
Scope 2: indirecte emissies → elektriciteit, warmte of koeling die ingekocht wordt.
Scope 3: overige indirecte emissies → in de keten, zoals toeleveranciers, transport, gebruik van producten, afval.
2. Rapporteren en vergelijken
Resultaten worden uitgedrukt in CO₂-equivalenten (CO₂e) zodat verschillende broeikasgassen (zoals methaan en lachgas) vergelijkbaar zijn.
3. Doelen stellen
Organisaties gebruiken de data om reductiedoelen te formuleren, bijvoorbeeld in lijn met het Science Based Targets initiative (SBTi) of de CSRD-rapportageplicht in Europa.
4. Transparantie en verantwoording
Carbon accounting helpt bedrijven aantonen aan investeerders, klanten en toezichthouders hoe duurzaam ze zijn en waar verbeteringen mogelijk zijn.
__________
Carbon capture & storage (CCS)
Carbon Capture & Storage (CCS) is een technologie om CO₂-uitstoot op te vangen en op te slaan, zodat die niet in de atmosfeer terechtkomt en bijdraagt aan klimaatverandering. CCS = CO₂ afvangen → transporteren → veilig opslaan in de ondergrond, om zo de uitstoot naar de lucht te beperken.
Hoe het werkt:
Opvang (Capture): CO₂ wordt afgevangen bij grote puntbronnen, zoals elektriciteitscentrales, staal- of cementfabrieken. Dit kan op drie manieren:
Post-combustion: CO₂ uit rookgassen filteren (meest gebruikt, vaak met oplosmiddelen).
Pre-combustion: brandstof omzetten in een mengsel van waterstof en CO₂, waarbij de CO₂ vooraf wordt verwijderd.
Oxy-fuel: verbranden met pure zuurstof, waardoor het rookgas bijna alleen uit CO₂ en waterdamp bestaat.
Transport: de afgevangen CO₂ wordt onder hoge druk vervoerd, meestal via pijpleidingen of per schip, naar een opslaglocatie.
Opslag (Storage): de CO₂ wordt permanent geïnjecteerd in diepe geologische formaties, bijvoorbeeld: lege olie- en gasvelden, diepe zoutwaterlagen (aquifers), soms gebruikt voor Enhanced Oil Recovery (EOR): het opdrukken van olie in oude velden.
Voordelen:
Kan de uitstoot van industrieën die moeilijk te verduurzamen zijn (zoals cement of staal) flink verminderen.
Past in veel klimaatstrategieën als overgangstechnologie.
Kritiek en uitdagingen:
Het is duur en energie-intensief.
Er is risico op lekkage uit opslagplaatsen.
Sommigen zien het als "uitstelgedrag", omdat het fossiele brandstoffen langer in gebruik houdt in plaats van de overstap naar duurzame alternatieven.
__________
Carbon Capture & Utilization (CCU)
CO₂ wordt opgevangen en vervolgens hergebruikt als grondstof voor nieuwe producten of processen met als doel circulair gebruik van CO₂ in de economie.
Voorbeelden:
Omzetten in synthetische brandstoffen (e-fuels, methanol).
Gebruiken in de voedingsindustrie (bijv. bruis in frisdrank).
Verwerken in bouwmaterialen (zoals beton dat CO₂ opslaat).
Kenmerk: CO₂ blijft deels in omloop – soms wordt het later alsnog uitgestoten.
Belangrijk verschil
CCS = opslag → CO₂ wordt “weggehaald” en niet meer gebruikt.
CCU = hergebruik → CO₂ krijgt een tweede leven als grondstof, maar kan later weer vrijkomen.
Samengevat
CCS → klimaatmaatregel om CO₂ voorgoed kwijt te raken.
CCU → innovatie om CO₂ als grondstof te gebruiken en fossiele bronnen te vervangen.
__________
Carbon footprint
Een carbon footprint (in het Nederlands: CO₂-voetafdruk) is de totale hoeveelheid broeikasgassen (zoals CO₂, methaan en lachgas) die een persoon, organisatie, product of activiteit direct én indirect veroorzaakt. Dit wordt meestal uitgedrukt in CO₂-equivalenten (CO₂e), zodat alle gassen vergelijkbaar zijn. Een carbon footprint is dus de totale klimaatimpact van menselijke activiteiten, uitgedrukt in CO₂-equivalenten.
Onderdelen van een carbon footprint
Volgens het GHG Protocol wordt de uitstoot ingedeeld in drie scopes:
Scope 1 – directe emissies: uitstoot door eigen activiteiten, zoals brandstofverbruik in fabrieken of voertuigen.
Scope 2 – indirecte emissies van energie: emissies door aangekochte elektriciteit, warmte of stoom.
Scope 3 – overige indirecte emissies in de keten: vaak het grootst: uitstoot bij toeleveranciers, transport, gebruik van producten, afvalverwerking, zakelijke reizen.
Voorbeelden van carbon footprints
Persoon: vliegen, autorijden, energieverbruik in huis, vlees eten.
Product: de voetafdruk van een T-shirt omvat katoenproductie, transport, wassen/drogen tijdens gebruik, en afvalfase.
Bedrijf: alles van productie tot transport, energiegebruik, kantoorgebouwen, zakelijke reizen, en supply chain.
Waarom belangrijk?
Geeft inzicht in de klimaatimpact.
Basis voor reductiedoelen (bv. Science Based Targets).
Steeds vaker verplicht in rapportages (CSRD in EU).
__________
Carbon neutrality / klimaatneutraliteit
Carbon neutrality of klimaatneutraliteit betekent dat de netto-uitstoot van broeikasgassen van een organisatie, land, product of activiteit op nul uitkomt en dus netto geen impact hebben op het klimaat.
Hoe werkt dat?
Meten – vaststellen hoeveel CO₂ (en andere broeikasgassen) wordt uitgestoten, vaak via carbon accounting.
Verminderen – zoveel mogelijk emissies terugbrengen, bijvoorbeeld door energie-efficiëntie, hernieuwbare energie of circulair produceren.
Compenseren / neutraliseren – de resterende uitstoot (die nog niet vermeden kan worden) compenseren, bijvoorbeeld via:
Carbon offsets: investeren in projecten die CO₂ vastleggen of voorkomen (bv. herbebossing, duurzame energieprojecten).
Carbon removal: technologieën zoals Direct Air Capture (DAC) of natuurlijke oplossingen zoals bossen en veengebieden die CO₂ opslaan.
Verschil met verwante begrippen
Carbon neutrality: alleen CO₂ wordt op nul gebracht.
Klimaatneutraliteit: breder, omvat alle broeikasgassen (zoals methaan, lachgas), omgerekend naar CO₂-equivalenten (CO₂e).
Net zero: vaak gebruikt als synoniem, maar meestal strenger – hierbij moet de hele waardeketen zo goed als nul uitstoten, en mag slechts een klein deel gecompenseerd worden.
__________
Carbon offsetting (compensatie)
Carbon offsetting (in het Nederlands: CO₂-compensatie) betekent dat een organisatie, persoon of product de eigen uitstoot compenseert door elders een even grote hoeveelheid CO₂-uitstoot te vermijden of vast te leggen.
Hoe werkt CO₂-compensatie?
Bereken uitstoot: Bijvoorbeeld: een vliegtuigreis stoot 1 ton CO₂ uit.
Investeer in een project
Je betaalt voor een project dat óf CO₂-uitstoot voorkomt, óf CO₂ uit de lucht haalt.
Neutraliseer: de ton CO₂ die jij uitstoot wordt “uitgebalanceerd” door een ton CO₂ die elders niet in de atmosfeer komt.
Typen offsetprojecten
Vermijdingsprojecten:
Investeren in wind- of zonne-energie (vermijdt gebruik van fossiele brandstoffen).
Efficiëntere kooktoestellen in ontwikkelingslanden (minder houtverbranding).
Verwijderingsprojecten:
Herbebossing en bosbescherming (CO₂-opslag in bomen).
Natuurherstel, zoals veengebieden.
Technologische oplossingen: Direct Air Capture (DAC) + opslag.
Kritiek op carbon offsetting
Het kan een "aflaat-effect" hebben: bedrijven of individuen kopen compensatie in plaats van echt hun eigen uitstoot te verminderen.
Niet alle projecten zijn even betrouwbaar of permanent (bossen kunnen bv. afbranden).
Transparantie en certificering (zoals Gold Standard of Verified Carbon Standard) zijn cruciaal om kwaliteit te garanderen.
Voorbeeld: je gaat op reis naar New-York
1. Schatting van de CO₂-uitstoot
De uitstoot van een vliegreis hangt af van type vliegtuig, bezettingsgraad en rekenmethode.
Voor een langeafstandsvlucht in economy class geldt: ca. 0,15 – 0,20 kg CO₂ per passagierskilometer (pkm)
Afstand BXL-JFK = ± 5.850 km (enkele reis) → 11.700 km retour.
Berekening (gemiddeld 0,18 kg/pkm): 11.700 km×0,18 kg CO₂/km=2.106 kg
Dat is dus ongeveer 2,1 ton CO₂ per passagier.
2. Hoeveel moet je compenseren?
Je hebt 2,1 ton CO₂-uitstoot.
1 carbon offset staat meestal gelijk aan 1 ton CO₂.
Je zou dus 3 offsets moeten kopen (want je kunt meestal niet 2,1 precies kopen).
3. Kosten van compensatie
De prijs van een offset hangt af van het project:
Goedkope credits (bv bosbescherming): €5–€10 per ton.
Duurzame energie (Gold Standard projecten): €15–€30 per ton.
Technologische removal (DAC): €100–€600+ per ton.
Voor 2,1 ton:
Budgetoptie: ~€15–€20
Middelklasse (kwaliteitsproject): ~€45–€60
High-tech removal: €200+
4. Concreet voorbeeld
Stel, je kiest een Gold Standard herbebossingsproject à €20/ton: 2,1 ton×€20=€42
Dan ben je voor je retourvlucht klimaatneutraal op papier.
Kort gezegd:
Een retour Brussel–New York veroorzaakt ongeveer 2,1 ton CO₂ per passagier.
Dat compenseer je door ± 3 carbon credits te kopen, wat tussen de €20 en €60 kost afhankelijk van het gekozen project.
__________
Carbon pricing
Carbon pricing betekent dat er een prijskaartje wordt gehangen aan CO₂-uitstoot (of bredere broeikasgassen, omgerekend naar CO₂-equivalenten). Het idee: vervuilen moet iets kosten, zodat bedrijven en consumenten gestimuleerd worden om minder uit te stoten en te investeren in schonere alternatieven. Door CO₂ een prijs te geven, wordt het aantrekkelijker om te investeren in duurzame alternatieven.
Twee hoofdvormen van carbon pricing
CO₂-belasting (Carbon Tax)
Bedrijven betalen een vaste prijs per ton uitgestoten CO₂.
Simpel en voorspelbaar.
Voorbeeld: Zweden heeft al sinds de jaren ’90 een hoge CO₂-belasting (> €100/ton).
Emissiehandel (Cap-and-Trade / ETS)
De overheid stelt een totaal plafond (cap) op uitstoot in een sector.
Bedrijven krijgen of kopen emissierechten (rechten om een ton CO₂ uit te stoten).
Die rechten kunnen ze onderling verhandelen (trade).
Voorbeeld: Het EU ETS (European Emissions Trading System), het grootste emissiehandelssysteem ter wereld.
Mogelijke varianten
Hybride systemen: combinatie van belasting en handel.
Interne carbon pricing: bedrijven rekenen intern een schaduwprijs per ton CO₂ mee in hun investeringsbeslissingen, ook als er nog geen officiële belasting is.
Huidige prijsniveaus (2025, indicatief)
EU ETS: rond de €70–€90 per ton.
Wereldwijd: in sommige landen < €10, in andere > €100 per ton.
__________
(Internal) Carbon Pricing
Internal Carbon Pricing (ICP) betekent dat een bedrijf zelf een prijs toekent aan CO₂-uitstoot in zijn interne besluitvorming en investeringskeuzes. Dus ook als er (nog) geen officiële CO₂-belasting geldt, rekent het bedrijf intern met een prijs per ton CO₂.
Doelen van Internal Carbon Pricing
Risicomanagement: voorbereiden op toekomstige CO₂-beprijzing (bv. via belasting of ETS).
Stuurinstrument: duurzame keuzes aantrekkelijker maken in investeringen en projecten.
Transparantie: laten zien aan investeerders en stakeholders dat klimaatkosten worden meegenomen.
Vormen van internal carbon pricing
Schaduwprijs (shadow price)
virtuele prijs per ton CO₂ die gebruikt wordt in investeringsanalyses.
Geen echte betaling, maar beslissingen worden beoordeeld alsof CO₂ die prijs kost.
Interne heffing (internal carbon fee)
Bedrijf rekent een interne CO₂-belasting en int dat geld bij business units.
Opbrengst wordt gebruikt voor duurzame projecten (bv. Microsoft, Shell).
Hybride modellen
Combinatie van een virtuele prijs + echte heffing voor specifieke activiteiten.
Voorbeelden uit de praktijk
Microsoft: sinds 2012 een interne CO₂-heffing, opbrengst gaat naar hernieuwbare energie en compensatieprojecten.
Unilever & DSM: gebruiken een schaduwprijs (bv. €50–100/ton) om investeringsbeslissingen te sturen.
Shell: hanteert een interne prijs om investeringen in olie/gas vs. hernieuwbaar te beoordelen.
Hoogte van de prijs
Vaak tussen de €25–€100 per ton CO₂ (soms hoger, afhankelijk van scenario’s).
Bedrijven kiezen vaak een hogere prijs dan de huidige markt (ETS), om voorbereid te zijn op strengere klimaatwetgeving.
__________
CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism)
De CBAM staat voor Carbon Border Adjustment Mechanism — in het Nederlands vaak koolstofgrensheffing genoemd. Het is een instrument van de Europese Unie om zogeheten koolstoflekkage tegen te gaan.
Wat is koolstoflekkage? Wanneer Europese bedrijven hogere kosten hebben door CO₂-heffingen (zoals het EU ETS), bestaat het risico dat productie verhuist naar landen zonder zulke regels. Dan verschuift de uitstoot gewoon naar buiten Europa in plaats van dat ze wereldwijd daalt.
Hoe werkt de CBAM?
Importeurs betalen CO₂-prijs
Bedrijven die bepaalde producten in de EU invoeren moeten CBAM-certificaten kopen.
De prijs van die certificaten is gekoppeld aan de EU ETS-prijs (bijv. €70 per ton CO₂).
Compensatie mogelijk
Als een buitenlands bedrijf al een CO₂-prijs heeft betaald in zijn eigen land, wordt dat bedrag afgetrokken.
De CBAM is een grensheffing op CO₂ die ervoor zorgt dat ingevoerde producten aan dezelfde klimaatregels voldoen als Europese producten. Zo wordt oneerlijke concurrentie voorkomen en blijft de prikkel bestaan om wereldwijd te verduurzamen.
De CBAM is dus een grensheffing op CO₂ die ervoor zorgt dat ingevoerde producten aan dezelfde klimaatregels voldoen als Europese producten. Zo wordt oneerlijke concurrentie voorkomen en blijft de prikkel bestaan om wereldwijd te verduurzamen.
__________
Circulaire economie
De circulaire economie is een economisch systeem dat erop gericht is om grondstoffen, materialen en producten zo lang mogelijk in de kringloop te houden. Het is een alternatief voor het traditionele lineaire model (take – make – waste: grondstoffen winnen → product maken → gebruiken → weggooien). De circulaire economie draait om sluiten van kringlopen, zodat producten en materialen steeds opnieuw waarde krijgen, en we zo min mogelijk afval en verspilling hebben.
Kernprincipes van de circulaire economie
Afval = grondstof
Materialen worden hergebruikt, gerecycled of gecomposteerd in plaats van weggegooid.
Duurzaam ontwerp (eco-design)
Producten worden zó ontworpen dat ze makkelijk te repareren, upgraden of recyclen zijn.
Hernieuwbare energie
Productie draait op duurzame energiebronnen, niet op fossiele brandstoffen.
Nieuwe businessmodellen
Van bezit naar gebruik: denk aan leasen, delen of “product-as-a-service”.
Voorbeeld: in plaats van een lamp te kopen, betaal je voor licht als dienst (Philips “Pay-per-Lux”).
Biologische vs. technische kringloop (lijkt op Cradle to Cradle):
Biologische kringloop: materialen keren veilig terug in de natuur (bv. voedselafval →compost).
Technische kringloop: materialen worden hoogwaardig hergebruikt (bv. metalen, plastics).
Voordelen
Minder gebruik van schaarse grondstoffen.
Minder afval en vervuiling.
Nieuwe economische kansen en banen.
Vermindering van CO₂-uitstoot.
__________
Circulariteit
Circulariteit verwijst naar de mate waarin een product, proces, organisatie of economie volgens de principes van de circulaire economie is ingericht. Het gaat dus niet alleen om recycling, maar om het sluiten van materiaal- en energielussen zodat er zo min mogelijk afval en verspilling ontstaat.
Kernpunten van circulariteit
Gebruik van grondstoffen
Hoeveel primaire (nieuwe) grondstoffen zijn er nodig?
Hoeveel wordt hergebruikt of gerecycled?
Levensduur van producten
Zijn producten repareerbaar, deelbaar of modulair?
Worden ze ontworpen voor lange gebruiksduur of korte consumptie?
Reststromen
Wat gebeurt er met bijproducten en afval?
Worden die opnieuw ingezet als grondstof?
Meten van circulariteit
Er bestaan indicatoren en meetmethodes, zoals de Material Circularity Indicator (MCI) van de Ellen MacArthur Foundation.
Circulariteit kan worden uitgedrukt in een percentage: hoe dichter bij 100%, hoe meer kringlopen gesloten zijn.
Kort gezegd
Circulariteit = de praktische graadmeter voor hoe circulair iets werkelijk is.
Een product met hoge circulariteit is zo ontworpen en geproduceerd dat materialen blijven circuleren en er bijna geen afval meer ontstaat.
De klassieke 3 R’s van circulariteit
Reduce (verminderen)
Minder grondstoffen en energie gebruiken.
Voorbeeld: dunner glas in flessen, efficiëntere productie, of minder verpakkingsmateriaal.
Reuse (hergebruiken)
Producten opnieuw gebruiken, in hun geheel of bijna ongewijzigd.
Voorbeeld: tweedehands kleding, hergebruik van meubels, statiegeldflessen.
Recycle (recyclen)
Materialen uit producten terugwinnen en verwerken tot nieuwe grondstoffen.
Voorbeeld: oud papier → nieuw papier, gesmolten aluminium → nieuw blik.
Uitgebreidere R-ladder (soms tot 9 of 10 R’s)
Veel modellen gebruiken meer niveaus, bv.:
Refuse – producten vermijden (bv. geen plastic tas aannemen).
Rethink – product slimmer gebruiken of delen (bv. deelauto).
Repair – kapotte producten repareren.
Refurbish – opknappen of moderniseren.
Remanufacture – opnieuw fabriceren met oude onderdelen.
Repurpose – een product een totaal nieuwe functie geven.
Recycle – materialen terugwinnen.
Recover – energie terugwinnen (laatste optie, bv. verbranding met energieterugwinning).
Belangrijk principe
De hoogste R’s (reduce, reuse, refuse) zijn het meest circulair en leveren de grootste milieuvoordelen op.
De lagere R’s (recycle, recover) zijn nuttig, maar minder ideaal omdat er vaak kwaliteitsverlies optreedt of alsnog afval/uitstoot ontstaat.
Nog twee begrippen
Downcycling – Hergebruik waarbij de kwaliteit van materialen vermindert.
Upcycling – Hergebruik waarbij materialen een gelijkwaardige of hogere waarde krijgen.
__________
Clean tech
Clean tech (afkorting van clean technologies, in het Nederlands vaak schone technologie) verwijst naar technologieën, producten en diensten die negatieve impact op milieu en klimaat verminderen of voorkomen. Ze spelen een centrale rol in de transitie naar een duurzame economie.
Kenmerken van clean tech
Efficiënt: gebruiken minder energie, water en grondstoffen.
Duurzaam: draaien op hernieuwbare bronnen en beperken uitstoot en afval.
Innovatief: ontwikkelen nieuwe manieren om problemen als klimaatverandering, luchtvervuiling en grondstoffenschaarste aan te pakken.
Voorbeelden van clean tech
Energie
Zonne- en windenergie
Waterstoftechnologie
Energieopslag (batterijen)
Mobiliteit
Elektrische voertuigen
Slimme laadnetwerken
Deel- en mobiliteitsplatforms
Circulaire oplossingen
Recyclingtechnologie (bijv. plastics, e-waste)
Biobased materialen
Product-as-a-service modellen
Industrie & landbouw
CO₂-afvang en -hergebruik (CCU/CCS)
Precisielandbouw (slimme sensoren, drones)
Waterzuivering en afvalwaterhergebruik
Belang
Vermindert CO₂-uitstoot en vervuiling.
Vermindert afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Stimuleert economische groei en nieuwe werkgelegenheid.
__________
Climate finance
Climate finance betekent: financiële stromen (publiek en privaat) die worden ingezet om klimaatverandering tegen te gaan of eraan aan te passen. Het gaat dus om geld dat wordt gebruikt voor mitigatie (uitstoot verminderen) én adaptatie (weerbaar maken tegen klimaatverandering).
Belangrijkste onderdelen van climate finance
Mitigatie (reductie van uitstoot)
Investeringen in hernieuwbare energie (zonne-, wind-, waterkracht).
Energie-efficiëntieprojecten.
Koolstofarme mobiliteit (elektrische voertuigen, OV).
Adaptatie (aanpassing aan gevolgen)
Bescherming tegen overstromingen (dijken, mangroven).
Klimaatbestendige landbouw.
Gezondheidssystemen voorbereiden op hittegolven en ziektes.
Financieringsbronnen
Publiek: overheden, ontwikkelingsbanken, internationale fondsen.
Privaat: investeerders, banken, verzekeraars, bedrijven.
Innovatieve instrumenten: groene obligaties, klimaatfondsen, CO₂-beprijzing.
Internationale afspraken
In het Akkoord van Parijs (2015) beloofden rijke landen jaarlijks $100 miljard te mobiliseren voor ontwikkelingslanden (mitigatie + adaptatie).
Belangrijke fondsen: Green Climate Fund (GCF), Adaptation Fund, Global Environment Facility (GEF).
Waarom belangrijk?
Klimaatverandering aanpakken kost enorme investeringen.
Veel ontwikkelingslanden hebben zelf onvoldoende middelen en moeten steun krijgen.
Climate finance zorgt ervoor dat mondiale klimaatactie eerlijker verdeeld wordt.
__________
Climate resilience (klimaatbestendigheid)
Climate resilience of klimaatbestendigheid betekent het vermogen van samenlevingen, ecosystemen en economieën om zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, om schokken te absorberen en toch te blijven functioneren en herstellen.
Belangrijkste aspecten van klimaatbestendigheid
Weerbaarheid (absorberen van schokken)
Bijvoorbeeld: steden die hevige regenval aankunnen dankzij goede waterafvoer.
Aanpassingsvermogen (adaptatie)
Landbouw die overschakelt op droogteresistente gewassen.
Energie-infrastructuur die bestand is tegen hittegolven.
Herstelvermogen
Na een klimaatramp (overstroming, orkaan) snel terugveren, mét lessen om sterker terug te komen (build back better).
Vooruitdenken en plannen
Klimaatbestendigheid gaat niet alleen over reageren, maar ook over vooruitzien en risico’s verkleinen.
Voorbeelden in de praktijk
Steden: groene daken en parken om hittestress en wateroverlast te verminderen.
Kustgebieden: dijken, natuurlijke mangroven en wetlands als bescherming tegen zeespiegelstijging.
Landbouw: irrigatiesystemen, klimaatbestendige zaden en diversificatie van gewassen.
Gezondheid: hitteplannen voor ouderen, voorbereiding op klimaatgevoelige ziekten.
__________
Climate risk reporting
Climate risk reporting = het rapporteren van klimaatgerelateerde risico’s en kansen die een organisatie kunnen beïnvloeden, zowel financieel als operationeel. Steeds meer bedrijven zijn verplicht of worden verwacht dit te doen (o.a. door de CSRD in Europa). Climate risk reporting is dus het openbaar maken hoe klimaatverandering (fysiek + transitie) een organisatie beïnvloedt, en hoe die daarop inspeelt.
Belangrijkste soorten klimaatrisico’s (volgens TCFD / ISSB)
Fysieke risico’s
Acuut: directe gebeurtenissen zoals overstromingen, stormen, hittegolven.
Chronisch: langdurige veranderingen zoals zeespiegelstijging, temperatuurstijging, droogte.
Transitierisico’s
Beleids- en regelgevingsrisico’s (bv. CO₂-beprijzing, strengere normen).
Technologierisico’s (nieuwe technologie verdringt bestaande).
Markt- en reputatierisico’s (klantvoorkeuren veranderen, druk van investeerders).
Kansen
Investeren in duurzame producten en diensten.
Kostenbesparingen door energie-efficiëntie.
Reputatie- en concurrentievoordelen.
Frameworks en standaarden
TCFD (Task Force on Climate-related Financial Disclosures) → wereldwijd veelgebruikt raamwerk voor klimaatrapportages.
ISSB (International Sustainability Standards Board) → bouwt voort op TCFD, richting wereldwijde standaard.
CSRD (EU) → verplicht bedrijven in Europa te rapporteren over klimaatrisico’s en kansen via ESRS-standaarden.
Waarom belangrijk?
Investeerders en financiers willen weten hoe klimaatverandering een bedrijf beïnvloedt.
Bedrijven krijgen inzicht in hun kwetsbaarheid en kunnen strategieën ontwikkelen.
Transparantie → vergelijkbaarheid tussen bedrijven → betere besluitvorming.
__________
CO₂-compensatie
Zie carbon offsetting: maatregelen die elders CO₂-uitstoot reduceren.
__________
CO₂-neutraal
Synoniem voor carbon neutrality.
__________
CO₂-uitstoot
CO₂-uitstoot betekent de hoeveelheid koolstofdioxide (CO₂) die vrijkomt in de atmosfeer door menselijke activiteiten, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen (olie, gas, kolen), ontbossing of industriële processen. CO₂ is een broeikasgas: het houdt warmte vast in de atmosfeer en draagt daardoor bij aan klimaatverandering.
CO₂ is verantwoordelijk voor het grootste deel van het versterkte broeikaseffect. Sinds de industriële revolutie is de concentratie CO₂ in de atmosfeer fors gestegen, wat leidt tot hogere temperaturen, smeltende ijskappen en extremere weersomstandigheden.
De belangrijkste bronnen van CO2 zijn:
Energieopwekking (kolencentrales, gascentrales)
Transport (auto’s, vliegtuigen, scheepvaart)
Industrie (staal, cement, chemie)
Landbouw (ontbossing, kunstmest)
De uitstoot wordt vaak weergegeven in tonnen CO₂ of CO₂-equivalent (CO₂e, waarbij ook andere broeikasgassen als methaan en lachgas worden omgerekend naar een CO₂-waarde).
Voorbeeld:
Een retourvlucht Brussel –New York veroorzaakt gemiddeld zo’n 2 ton CO₂-uitstoot per passagier. Ter vergelijking: een gemiddeld huishouden in België stoot ca. 20 ton CO₂ per jaar uit.
Voorbeeld:
Een koe stoot niet rechtstreeks CO2 uit, maar vooral methaan (CH₄) bij de vertering (herkauwen) en lachgas (N₂O) via mest. Deze worden omgerekend naar CO₂-equivalenten (CO₂-eq).
Een melkkoe stoot ongeveer 2 à 2,5 ton CO₂-eq per jaar
Een vleeskoe (zoogkoe) stoot ongeveer 1,5 tot 2 ton CO₂-eq per jaar
Melkkoeien worden meestal 5–6 jaar oud.
Vleeskoeien vaak 2–3 jaar (tot de slacht).
Dit betekent een uitstoot tijdens hun levenduur van:
Melkkoe (6 jaar): ca. 12–15 ton CO₂-eq
Vleeskoe (3 jaar): ca. 4–6 ton CO₂-eq
Dat is dus ruwweg vergelijkbaar met de uitstoot van een benzineauto die 60.000–80.000 km rijdt (voor een melkkoe over haar hele leven).
__________
Cradle-to-cradle (C2C)
Cradle to Cradle (C2C) is een ontwerp- en productiebenadering die erop gericht is om producten en materialen zó te ontwikkelen dat ze na gebruik niet als afval eindigen, maar als grondstof voor iets nieuws. Cradle to Cradle wil af van het traditionele cradle to grave-model (waar producten eindigen op de vuilnisbelt of in de verbrandingsoven) en streeft naar een circulaire economie waarin alles opnieuw gebruikt wordt.
Kernpunten van Cradle to Cradle:
Afval = voedsel: alles wat uit een product komt, moet opnieuw bruikbaar zijn in biologische of technische kringlopen.
Biologische kringloop: materialen die veilig kunnen terugkeren in de natuur (zoals katoen, hout, biologisch afbreekbare plastics).
Technische kringloop: materialen die eindeloos opnieuw te gebruiken zijn zonder kwaliteitsverlies (zoals metalen, bepaalde kunststoffen).
Gebruik van hernieuwbare energie: productie en gebruik moeten draaien op duurzame energiebronnen, zoals zon of wind.
Gezonde materialen: producten worden gemaakt van veilige, niet-giftige en duurzame grondstoffen.
Water- en milieubeheer: productieprocessen zorgen niet voor vervuiling, maar juist voor een positieve bijdrage aan ecosystemen.
Sociale rechtvaardigheid: het systeem houdt rekening met eerlijke arbeidsomstandigheden en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
__________
CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive)
De CSRD staat voor Corporate Sustainability Reporting Directive. Het is een Europese richtlijn die bedrijven verplicht om uitgebreid te rapporteren over hun duurzaamheidsprestaties. De CSRD maakt duurzaamheid net zo belangrijk als financiële prestaties. Bedrijven moeten niet alleen vertellen wat ze verdienen, maar ook wat ze kosten aan mens en planeet.
Belangrijkste punten van de CSRD:
Uitbreiding van de rapportageplicht
Vervangt en breidt de oude Non-Financial Reporting Directive (NFRD) uit.
Veel meer bedrijven vallen eronder: niet alleen grote beursgenoteerde ondernemingen, maar ook middelgrote bedrijven.
Dubbele materialiteit
Bedrijven moeten rapporteren over:
Impact van de onderneming op mens & milieu (bijvoorbeeld CO₂-uitstoot, biodiversiteit, mensenrechten).
Impact van duurzaamheid op de onderneming zelf (bijvoorbeeld risico’s door klimaatverandering of nieuwe wetgeving).
Standaardisering
Rapportages moeten voldoen aan de nieuwe ESRS-standaarden (European Sustainability Reporting Standards), zodat data vergelijkbaar wordt.
Controle en betrouwbaarheid
De duurzaamheidsrapportages moeten net als financiële rapportages gecontroleerd worden door een accountant/revisor.

D
Decarbonisatie
Decarbonisatie betekent letterlijk het verminderen of wegnemen van koolstof (CO₂-uitstoot) uit menselijke activiteiten. Het gaat vooral om het terugdringen van broeikasgassen die vrijkomen bij energieopwekking, transport, industrie en landbouw.
In de praktijk verwijst decarbonisatie naar de overgang van een economie die draait op fossiele brandstoffen (zoals kolen, olie en gas) naar een economie gebaseerd op duurzame, koolstofarme energiebronnen (zoals zon, wind, waterkracht, kernenergie en groene waterstof).
Belangrijke onderdelen van decarbonisatie zijn:
Energietransitie: overstappen van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie.
Duurzame mobiliteit: elektrisch rijden, gebruik van waterstof of biobrandstoffen.
Industrie vergroenen: processen verduurzamen en CO₂ afvangen of hergebruiken.
Gebouwen verduurzamen: isolatie, warmtepompen, energie-efficiëntie.
Natuur en technologie: CO₂-opslag in bossen, bodem, of via technieken als CCS (Carbon Capture and Storage).
Het doel van decarbonisatie is vaak gekoppeld aan internationale klimaatdoelen, zoals het Akkoord van Parijs, waarin landen hebben afgesproken om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 °C, liefst 1,5 °C.
__________
Degrowth (ontgroeien)
Degrowth (ontgroeien) is een idee binnen duurzaamheid dat zegt: in plaats van steeds te streven naar economische groei (meer productie, meer consumptie, meer winst), moeten we bewust minder groeien of zelfs krimpen in bepaalde sectoren, om de planeet leefbaar te houden.
Kernpunten van degrowth:
Minder productie en consumptie → vooral van dingen die veel CO₂ en afval veroorzaken (zoals fast fashion, overmatig vliegen, fossiele brandstoffen).
Herverdelen van rijkdom → zodat iedereen genoeg heeft, maar zonder dat we eindeloos blijven groeien.
Focussen op welzijn i.p.v. BBP → dus kwaliteit van leven, gezondheid, vrije tijd en natuur, in plaats van alleen "hoeveel geld of spullen er zijn".
Circulaire economie → spullen langer gebruiken, repareren, delen en recyclen.
Verschil met “groene groei”:
Groene groei zegt: we kunnen blijven groeien, maar duurzamer (met hernieuwbare energie, technologie).
Degrowth zegt: echte duurzaamheid kan pas als we ons verbruik en onze productie verminderen, omdat oneindige groei niet past op een eindige planeet.
Voorbeeld:
Minder werken (kortere werkweek), waardoor mensen minder produceren maar ook meer vrije tijd en minder stress hebben.
Stimuleren van fietsen, openbaar vervoer en deelauto’s in plaats van steeds meer auto’s bouwen.
Meer investeren in zorg, onderwijs en natuur, en minder in vervuilende industrieën.
__________
Dubbele materialiteit
Dubbele materialiteit is een belangrijk begrip in duurzaamheid en verslaglegging (bijvoorbeeld in de Europese CSRD-richtlijnen).
Het betekent dat bedrijven vanuit twee perspectieven moeten kijken naar duurzaamheid:
Financiële materialiteit
Hoe beïnvloeden klimaatverandering en andere duurzaamheidsfactoren het bedrijf zelf?
Bijvoorbeeld: stijgende energieprijzen, strengere wetgeving of overstromingen die fabrieken beschadigen.
Impactmaterialiteit
Hoe beïnvloedt het bedrijf de samenleving en het milieu?
Bijvoorbeeld: CO₂-uitstoot, afvalproductie, impact op biodiversiteit of arbeidsomstandigheden.
Samen vormen deze twee perspectieven dubbele materialiteit.
Dus: niet alleen kijken naar “Wat kost duurzaamheid ons?”, maar ook naar “Welke invloed hebben wij op mens en planeet?”.
Voorbeeld: Een kledingbedrijf moet rapporteren over hoe klimaatrisico’s hun kosten verhogen (financiële materialiteit) én over hoe hun productie bijdraagt aan vervuiling en slechte arbeidsomstandigheden (impactmaterialiteit).
__________
Due diligence (ketenzorgplicht)
Due diligence betekent dat bedrijven verplicht zijn om risico’s in hun toeleveringsketen te identificeren, voorkomen en beperken, op vlak van mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu.
Kenmerken
Vastgelegd in EU-wetgeving (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, CSDDD).
Bedrijven verantwoordelijk voor hun hele keten, ook leveranciers.
Voorbeeld: Belgische textielimporteurs moeten nagaan of hun katoen niet uit kinderarbeid komt.
__________
Duurzame energie
Duurzame energie is energie die wordt opgewekt uit bronnen die niet opraken en het milieu zo min mogelijk belasten. Het gaat dus om energie die hernieuwbaar is en weinig tot geen CO₂ uitstoot.
Belangrijkste vormen van duurzame energie:
Zonenergie (zonnepanelen, zonneboilers)
Windenergie (windmolens op land en zee)
Waterkracht (stuwdammen, getijdenenergie)
Biomassa (energie uit organisch materiaal, zoals plantenresten)
Geothermie (warmte uit de aarde)
Kenmerken:
Ongelimiteerd beschikbaar (de zon en wind raken niet op).
Klimaatvriendelijk (veel lagere CO₂-uitstoot dan fossiele brandstoffen).
Lokaal en onafhankelijk (landen kunnen zelf energie opwekken, minder afhankelijk van olie/gasimport).
__________
Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s)
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn 17 wereldwijde doelen die in 2015 door de Verenigde Naties zijn afgesproken.
Het doel: de wereld in 2030 eerlijker, gezonder en duurzamer maken.
De 17 SDG’s:
Geen armoede
Geen honger
Goede gezondheid en welzijn
Kwaliteitsonderwijs
Gendergelijkheid
Schoon water en sanitair
Betaalbare en duurzame energie
Waardig werk en economische groei
Industrie, innovatie en infrastructuur
Ongelijkheid verminderen
Duurzame steden en gemeenschappen
Verantwoorde consumptie en productie
Klimaatactie
Leven in het water (oceanen en zeeën beschermen)
Leven op het land (bossen, biodiversiteit)
Vrede, justitie en sterke publieke diensten
Partnerschappen om de doelen te bereiken
Kenmerken:
Geldt voor alle landen (rijk én arm).
Combineert mens, milieu en economie.
Tijdshorizon: 2030.
Voorbeeld: een project dat zonnepanelen installeert in arme dorpen draagt bij aan SDG 7 (duurzame energie) en tegelijk aan SDG 1 (armoedebestrijding) en SDG 3 (gezondheid).
__________
Duurzame waardeketen
Een duurzame waardeketen betekent dat een bedrijf in alle stappen van de keten (van grondstof → productie →transport → verkoop → gebruik → afval/recycling) rekening houdt met mens, milieu en maatschappij.
Kenmerken van een duurzame waardeketen:
Milieu: zo weinig mogelijk CO₂-uitstoot, afval en vervuiling.
Sociaal: goede arbeidsomstandigheden en eerlijke lonen in de hele keten.
Circulair: producten en materialen worden hergebruikt of gerecycled.
Transparant: bedrijven laten zien waar hun grondstoffen en producten vandaan komen.
Voorbeeld:
Een kledingmerk dat:
katoen duurzaam verbouwt (zonder schadelijke pesticiden),
fabrieksarbeiders een eerlijk loon betaalt,
transport CO₂-arm organiseert,
kleding inzamelt en hergebruikt.
Dan is de hele keten – van katoenveld tot winkel en recycling – duurzaam ingericht.

E
E-LCA (Environmental Life Cycle Assessment)
Een E-LCA is een analyse van de milieu-impact van een product of proces over de hele levenscyclus (van grondstof → productie → gebruik → afval).
Dit is de milieuversie van de bredere LCA.
__________
Ecologische voetafdruk
De ecologische voetafdruk meet hoeveel land- en wateroppervlak nodig is om alle grondstoffen, energie en voedsel te leveren die we gebruiken én om ons afval (zoals CO₂) te absorberen. Het is dus een meetinstrument om te zien of ons gebruik van de aarde in balans is met wat de natuur kan leveren.
Doel
Inzicht in impact van consumptie op de aarde.
Vergelijken van landen, bedrijven of individuen.
Helpen bij beleidskeuzes om duurzaam te leven.
Wat wordt meegerekend
Energie (stroom, vervoer, verwarming).
Voeding (vlees heeft grotere voetafdruk dan groente).
Consumptiegoederen (kleding, elektronica).
Afval en CO₂-uitstoot.
Voorbeeld: de gemiddelde Belg heeft een voetafdruk van ca. 8 hectares per persoon → als iedereen zo zou leven, hadden we 4,4 planeten nodig.
__________
Ecosysteemdiensten
Ecosysteemdiensten zijn de voordelen en functies die de natuur gratis levert aan mens en maatschappij.
Belang
Onmisbaar voor ons voortbestaan en welzijn.
Vaak niet zichtbaar of gewaardeerd in geld, maar van enorme waarde.
Categorieën
Voorzienend: voedsel, hout, water, medicijnen.
Regulerend: klimaatregulatie, bestuiving, waterzuivering.
Cultureel: recreatie, toerisme, inspiratie, spirituele waarde.
Ondersteunend: bodemvorming, nutriëntenkringloop, fotosynthese.
Voorbeeld
Bijen die gewassen bestuiven: cruciaal voor landbouwproductie.
Bossen die CO₂ opslaan en lucht zuiveren.
__________
Energie-efficiëntie
Energie-efficiëntie betekent dat we dezelfde prestaties of comfort bereiken met minder energieverbruik, of anders gezegd energie-efficiëntie is slimmer omgaan met energie zodat je meer doet met minder.
Doelen
Kosten besparen.
CO₂-uitstoot en energieverspilling verminderen.
Verbeteren van technologische en economische efficiëntie.
Voorbeelden van toepassingen
LED-verlichting (80% zuiniger dan gloeilamp).
Isolatie van huizen → minder stoken.
Efficiënte elektromotoren in de industrie.
Voorbeeld: een warmtepomp levert 3–4 keer zoveel warmte per kWh elektriciteit als een klassieke elektrische kachel.
__________
Energie-intensiteit
De energie-intensiteit meet hoeveel energie nodig is om 1 eenheid economische waarde (bijv. 1 euro BBP) te produceren.
Waarom belangrijk
Indicator voor duurzaamheid van een economie.
Helpt landen en bedrijven vergelijken.
Lagere energie-intensiteit = hogere productiviteit per gebruikte energie.
Sectoren
Laag: diensten, IT, onderwijs.
Hoog: staal, cement, chemie.
Voorbeeld
Een softwarebedrijf creëert veel omzet met weinig energiegebruik (lage intensiteit).
Een aluminiumsmelterij verbruikt extreem veel energie voor een relatief beperkte economische waarde (hoge intensiteit).
__________
Energietransitie
De energietransitie is de overgang van fossiele energie (olie, kolen, gas) naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening.
Doelen
Verminderen van CO₂-uitstoot.
Klimaatdoelen (Parijsakkoord) halen.
Energiezekerheid vergroten.
Elementen
Hernieuwbare energie (zon, wind, water, geothermie).
Elektrificatie van vervoer en industrie.
Energieopslag en slimme netwerken.
Afbouw van fossiele centrales.
Voorbeeld
Offshore windparken: in de Noordzee staan momenteel 9 windparken met samen 2,26 GW capaciteit (goed voor stroom voor ±2,2 miljoen gezinnen).
Het Prinses Elisabeth Eiland, een kunstmatig energie-eiland dat in 2026-2027 gebouwd wordt op de Noordzee. Het wordt de eerste “energiehub” in de wereld, die offshore windenergie bundelt en koppelt aan internationale netwerken (Denemarken, VK).
__________
ESG (Environmental, Social, Governance)
ESG is een raamwerk waarmee bedrijven hun prestaties meten op milieu, maatschappij en goed bestuur.
Doelen
Transparantie richting investeerders en stakeholders.
Risico’s verminderen (milieu, reputatie, wetgeving).
Bedrijven stimuleren om duurzaam en verantwoord te werken.
De drie pijlers
Environmental: CO₂-uitstoot, water, afval, biodiversiteit.
Social: arbeidsrechten, diversiteit, veiligheid, mensenrechten.
Governance: transparantie, ethiek, bestuur, beloningen.
__________
ESRS (European Sustainability Reporting Standards)
De ESRS zijn de Europese rapportagestandaarden die bepalen wat bedrijven moeten rapporteren onder de CSRD.
Kenmerken
Breed: milieu, sociaal en governance (dubbele materialiteit).
Ontwikkeld door EFRAG.
Verschillende sector- en thema-specifieke standaarden (bv. ESRS E1 = klimaat).
Voorbeeld (BE): Grote Belgische bedrijven die CSRD-plichtig zijn, gebruiken ESRS voor hun rapportages vanaf 2025.
__________
ETS (Emission Trading System)
Het ETS is het Europese systeem voor handel in CO₂-emissierechten.
Doelen
Totale CO₂-uitstoot in Europa stapsgewijs verminderen.
Financiële prikkel om te verduurzamen: wie vervuilt, betaalt.
Hoe werkt het?
Bedrijven krijgen of kopen uitstootrechten (vergunningen).
Minder uitstoot = rechten overhouden = verkopen.
Meer uitstoot = extra rechten bijkopen.
Het totaal aantal rechten daalt elk jaar.
Voorbeeld
Een staalfabriek moet extra rechten kopen omdat ze veel uitstoot.
Een windpark heeft geen uitstoot en hoeft niets te kopen
__________
EU-taxonomie
De EU-taxonomie is een classificatiesysteem dat bepaalt welke economische activiteiten écht duurzaam zijn.
Doelen
Greenwashing voorkomen.
Investeringen sturen naar activiteiten die bijdragen aan klimaatdoelen.
Bedrijven verplichten transparant te rapporteren.
Criteria
Moet bijdragen aan één van de zes milieudoelen (klimaatmitigatie, adaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, vervuilingspreventie, waterbescherming).
Mag geen ernstige schade toebrengen aan andere doelen.
Moet voldoen aan sociale minimumstandaarden.
Voorbeeld
Investeringen in zonne-energie of warmtenetten: wél duurzaam volgens taxonomie.
Investeringen in nieuwe kolencentrales: níet duurzaam.

F
Fair Trade (Eerlijke handel)
Fair trade is een handelssysteem dat erop gericht is producenten in ontwikkelingslanden een eerlijke prijs en betere werkomstandigheden te geven. Het draait om gelijkwaardige handel, duurzaamheid en respect voor mensenrechten.
Doelen van fair trade
Eerlijke prijzen: boeren en arbeiders krijgen een leefbaar inkomen.
Gelijke kansen: kleine producenten krijgen toegang tot internationale markten.
Duurzaamheid: stimuleren van milieuvriendelijke productiemethoden.
Arbeidsrechten: verbod op kinderarbeid, veilige werkomstandigheden.
Kenmerken
Vaak herkenbaar aan het Fairtrade-keurmerk op producten.
Extra premie gaat naar gemeenschapsprojecten (scholen, gezondheidszorg, infrastructuur).
Toepassing vooral bij producten als koffie, thee, cacao, bananen en katoen.
Voorbeelden
Fairtrade-chocolade: boeren krijgen een minimumprijs voor cacao + premie voor duurzame projecten.
Fairtrade-koffie: coöperaties van koffieboeren ontvangen stabiele inkomsten en investeren samen in lokale voorzieningen.
__________
Fossiele brandstoffen
Fossiele brandstoffen zijn energiebronnen die zijn ontstaan uit resten van planten en dieren die miljoenen jaren geleden leefden. Voorbeelden zijn olie, aardgas en steenkool. Ze zijn goedkoop en krachtig, maar eindig en dé grootste bron van CO₂-uitstoot.
Kenmerken
Hoog in energie-inhoud → goedkoop en makkelijk te gebruiken.
Niet-hernieuwbaar: ze raken op (eindige bronnen).
Grote veroorzakers van CO₂-uitstoot en klimaatverandering.
Voordelen (vroeger)
Basis van de industriële revolutie.
Betrouwbaar en grootschalig inzetbaar.
Lange tijd de goedkoopste energiebron.
Nadelen (nu)
Drijvende kracht achter de klimaatcrisis (broeikasgassen).
Vervuiling: luchtvervuiling, olielekken, mijnbouwschade.
Geopolitieke afhankelijkheid (olie/gas uit instabiele regio’s).
Voorbeelden
Auto’s op benzine/diesel → olieproduct.
Elektriciteit uit kolencentrales.
Verwarming op aardgas.

G
Green bond (groene obligatie)
Een green bond is een obligatie (lening) waarmee bedrijven, overheden of instellingen geld ophalen om duurzame projecten te financieren.
Doelen
Financieren van projecten die bijdragen aan milieu en klimaat.
Aantrekken van investeerders die duurzaamheid belangrijk vinden.
Transparantie en verantwoording via rapportage over de besteding.
Kenmerken
Geld mag alleen naar projecten zoals hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, duurzaam vervoer, circulaire economie.
Vaak uitgegeven onder internationale richtlijnen (Green Bond Principles).
Populair bij pensioenfondsen en banken die duurzaam willen beleggen.
Voorbeeld
De Europese Investeringsbank geeft green bonds uit om windparken op zee te financieren.
Apple heeft green bonds gebruikt voor zonne-energieprojecten en recyclingprogramma’s.
__________
Green Deal (EU Green Deal)
De Europese Green Deal is het grote beleidsplan van de EU om in 2050 klimaatneutraal te zijn.
Doelen
Verminderen van broeikasgasuitstoot (Fit for 55: -55% in 2030).
Circulaire economie versterken.
Investeren in natuurherstel en biodiversiteit.
Eerlijke transitie: steun voor regio’s en sectoren die zwaar getroffen worden.
Belangrijkste pijlers
Energie: meer hernieuwbaar, afbouw fossiel.
Mobiliteit: schoon vervoer (elektrisch, waterstof).
Industrie: verduurzaming en innovatie.
Landbouw: “Farm to Fork”-strategie voor duurzamer voedsel.
Voorbeeld
De EU lanceert een Just Transition Fund om kolenregio’s te helpen overstappen naar duurzame banen.
__________
Green growth (groene groei)
Green growth betekent dat economische groei en duurzaamheid hand in hand kunnen gaan: we groeien economisch, maar mét behoud van milieu en klimaat.
Kernidee
Economie kan groeien zonder meer vervuiling, door innovatie en efficiëntie.
Afkoppeling van economische groei en CO₂-uitstoot (“decoupling”).
Voorbeelden van instrumenten
Investeren in schone energie en groene technologie.
Circulaire economie (afval = grondstof).
Slimme belasting (CO₂ duurder, arbeid goedkoper).
Voorbeeld
Noorwegen: groeiende economie met steeds meer hernieuwbare energie.
Bedrijven als Tesla en Ørsted laten zien dat groene innovatie winstgevend kan zijn.
__________
Greenhushing
Greenhushing betekent dat bedrijven hun duurzaamheidsinitiatieven bewust verzwijgen of onderbelichten, uit angst voor kritiek of beschuldigingen van greenwashing.
Waarom doen bedrijven dit?
Angst dat claims niet 100% bewijsbaar zijn.
Vermijden van reputatieschade.
Vrees voor hoge verwachtingen van klanten en investeerders.
Gevolgen
Transparantie over duurzaamheid daalt.
Duurzame vooruitgang wordt minder zichtbaar.
Kan leiden tot minder druk op sectoren om te verbeteren.
Voorbeeld
Een bedrijf dat overstapt op groene stroom, maar dit niet communiceert uit angst dat klanten doorvragen over andere vervuilende activiteiten.
__________
Greenwashing
Greenwashing is wanneer bedrijven zich groener of duurzamer voordoen dan ze in werkelijkheid zijn.
Kenmerken
Misleidende marketing of reclame (“eco”, “natuurlijk”, “klimaatneutraal”) zonder bewijs.
Selectief uitlichten van één duurzaam aspect, terwijl de rest vervuilend blijft.
Gebrek aan transparantie of onafhankelijke verificatie.
Gevolgen
Consumenten worden misleid.
Echte verduurzaming wordt vertraagd.
Reputatieschade bij ontdekking.
Voorbeeld
Oliebedrijven die adverteren met kleine groene projecten, terwijl 95% van hun investeringen nog in fossiel gaat.
Fast fashion-ketens die een “conscious” collectie lanceren zonder echte duurzame basis.
__________
GRI (Global Reporting Initiative)
Het GRI is een wereldwijd raamwerk voor duurzaamheidsrapportage, opgericht in 1997. Het helpt bedrijven hun milieu-, sociale en governance-impact transparant te rapporteren.
Kenmerken
Breed: de impact op de maatschappij en het milieu staat centraal.
Vaak gebruikt door Europese bedrijven.
Vrijwillig, maar sluit aan bij verplichte EU-rapportage (CSRD/ESRS).
Voorbeeld (BE): Solvay en Umicore gebruiken GRI-standaarden voor hun duurzaamheidsrapporten.
__________
Groene stroom
Groene stroom is elektriciteit die wordt opgewekt uit duurzame bronnen, zoals zon, wind, waterkracht en biomassa.
Voordelen
Lage of geen CO₂-uitstoot.
Bronnen raken niet op (hernieuwbaar).
Helpt landen en huishoudens verduurzamen.
Belangrijke punten
Soms wordt stroom ‘groen gemaakt’ via certificaten (Garanties van Oorsprong), ook als de fysieke stroommix nog fossiel bevat.
Echte groene stroom komt uit directe levering van duurzame centrales.
Voorbeeld
Zonnepanelen op je dak leveren groene stroom.
Een windpark levert groene stroom aan het net.

I
Impact bonds
Obligaties waarbij de opbrengst afhankelijk is van het behalen van maatschappelijke of ecologische doelen.
Kenmerken
Ook bekend als social impact bonds.
Overheid of investeerder betaalt alleen als de impact is gerealiseerd.
Voorbeeld: Een impact bond in België om langdurig werklozen aan een baan te helpen; investeerders krijgen rendement als het doel wordt gehaald.
__________
Impact investing (impact beleggen)
Impact investing betekent investeren met als doel niet alleen financieel rendement, maar óók positieve sociale en/of ecologische impact te behalen.
Doelen
Geld laten werken voor duurzame ontwikkeling (SDG’s).
Bedrijven en projecten steunen die bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen.
Toch ook financieel gezond: rendement is gewenst, maar niet het enige doel.
Kenmerken
Meetbare impact → investeerders willen bewijs van resultaat (bijv. CO₂-reductie of banen voor kwetsbare groepen).
Vaak gericht op thema’s als hernieuwbare energie, microfinanciering, zorg, onderwijs, biodiversiteit.
Groeiende sector: pensioenfondsen, banken en vermogende particulieren stappen steeds vaker in.
Voorbeelden
Een fonds dat investeert in zonne-energieprojecten in Afrika, om zowel duurzame energie als banen te creëren.
Microfinanciering: leningen aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden.
Triodos Bank en ASN Bank staan bekend om impact investing.
__________
IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change)
Het IPCC is het internationale klimaatpanel van de Verenigde Naties, opgericht in 1988. Het bestaat uit duizenden wetenschappers die de wereldwijde kennis over klimaatverandering beoordelen.
Doelen
Wetenschappelijke kennis over klimaatverandering verzamelen en samenvatten.
Politiek neutrale rapporten maken voor beleidsmakers.
Scenarioschetsen: wat gebeurt er bij +1,5 °C, +2 °C, +3 °C opwarming?
Kenmerken
Geen nieuw onderzoek, maar een samenvatting van bestaand onderzoek wereldwijd.
Rapporteert in grote Assessment Reports (AR6 in 2021/2022 is de meest recente).
Rapporteert over oorzaken (menselijke CO₂-uitstoot), gevolgen (extreem weer, zeespiegelstijging) en oplossingen (energietransitie, adaptatie).
Voorbeelden
Het IPCC stelde vast dat het “zeer waarschijnlijk” (>95% kans) is dat klimaatverandering door de mens wordt veroorzaakt.
Het 1,5 °C-rapport (2018) liet zien dat snelle CO₂-reductie nodig is om catastrofale effecten te vermijden.
__________
ISSB (International Sustainability Standards Board)
Het ISSB werd in 2021 opgericht door de IFRS Foundation. Het ontwikkelt internationale standaarden voor duurzaamheids- en klimaatrapportage.
Kenmerken
Combineert bestaande kaders (o.a. SASB, TCFD).
Gericht op één globale standaard voor investeerders en financiële markten.
Bekendste standaard: IFRS S1 & S2 (vanaf 2023).
Voorbeeld: Multinationals gebruiken ISSB-standaarden om wereldwijd consistente rapportages te maken.

K
Klimaatadaptatie
Klimaatadaptatie betekent het aanpassen van mens, natuur en economie aan de gevolgen van klimaatverandering die al plaatsvinden of onvermijdelijk zijn.
Doelen
Beschermen tegen schade door extreem weer, droogte, hittegolven en overstromingen.
Voorkomen van economische verliezen.
Verhogen van veerkracht van steden, landbouw en ecosystemen.
Voorbeelden van maatregelen
Bouwen van dijken en waterbuffers tegen zeespiegelstijging.
Groene daken en parken in steden om hitte te verminderen.
Teelt van gewassen die bestand zijn tegen droogte.
Voorbeeld
België heeft een Nationaal Klimaatadaptatieplan (2021–2030) met maatregelen tegen hitte, droogte, overstromingen en impact op gezondheid en infrastructuur
Stad Antwerpen: met het project “Groenblauwe dooradering” vergroenen straten en parken om hittestress te verminderen en water op te vangen.
__________
Klimaatmitigatie
Klimaatmitigatie gaat over het beperken of voorkomen van verdere klimaatverandering door het verminderen van broeikasgasuitstoot.
Doelen
Verminderen van CO₂, methaan en andere broeikasgassen.
Beperken van opwarming tot max. 1,5–2 °C (Parijsakkoord).
Versnellen van de energietransitie.
Voorbeelden van maatregelen
Investeren in hernieuwbare energie (wind, zon, geothermie).
Elektrisch vervoer stimuleren.
Energie-efficiëntie verbeteren.
CO₂-opslag (CCS) en aanplant van bossen.
🌱 Voorbeeld
Duitsland sluit kolencentrales en investeert zwaar in windenergie → een vorm van mitigatie.
__________
Klimaatneutraliteit
Klimaatneutraliteit betekent dat een land, bedrijf of activiteit netto geen extra broeikasgassen uitstoot in de atmosfeer.
Hoe bereik je dit?
Zo veel mogelijk emissies verminderen (mitigatie).
Restuitstoot compenseren met CO₂-opslag of natuurherstel.
Balans = uitstoot – opname = 0.
Kenmerken
Vaak doelstelling op 2050 (EU).
Bedrijven rapporteren via ESG of CSRD hun plannen richting klimaatneutraliteit.
Voorbeeld
Een bedrijf gebruikt uitsluitend groene stroom, elektrificeert transport, en compenseert de resterende uitstoot via bosaanplant → klimaatneutraal.
__________
Klimaatrisico’s
Klimaatrisico’s zijn de gevaren en onzekerheden die voortkomen uit klimaatverandering, met gevolgen voor economie, natuur en samenleving.
Soorten risico’s
Fysieke risico’s: schade door extreem weer (stormen, droogte, overstromingen).
Transitierisico’s: economische/geopolitieke risico’s door de overstap naar een duurzame economie (bijv. waardeverlies fossiele investeringen).
Liability risks: juridische risico’s (aansprakelijkheid voor schade door uitstoot/vervuiling).
Gevolgen
Hogere verzekeringskosten.
Verlies van productiviteit door hitte of waterschaarste.
Waardedaling van bedrijven die niet verduurzamen.
Voorbeeld
In 2021 veroorzaakten overstromingen in Duitsland en België miljarden euro’s schade → fysiek klimaatrisico.
__________
Klimaattransitie
De klimaattransitie is de brede maatschappelijke overgang naar een klimaatbestendige en duurzame samenleving.
Kernpunten
Bestaat uit zowel mitigatie (uitstoot verminderen) als adaptatie (aanpassen aan gevolgen).
Vraagt om systeemveranderingen in energie, mobiliteit, landbouw, industrie en leefstijl.
Omvat technologische innovatie, gedragsverandering én beleid.
Uitdagingen
Hoge kosten op korte termijn, maar voordelen op lange termijn.
Gelijke verdeling van lasten en kansen (rechtvaardige transitie).
Politieke en maatschappelijke weerstand.
Voorbeeld
De EU Green Deal is een grootschalig beleidsprogramma dat de klimaattransitie in Europa moet versnellen.

L
Levenscyclusanalyse (LCA)
Een Levenscyclusanalyse (LCA) is een methode om de milieueffecten van een product, dienst of proces te beoordelen gedurende de hele levenscyclus: van grondstofwinning tot afval/recycling.
Doelen
Inzicht krijgen in de totale milieu-impact.
Verbeterpunten vinden (waar in de keten kun je verduurzamen?).
Vergelijken van alternatieven (bijv. plastic vs. bioplastic).
Voorkomen van “probleemverschuiving” (impact verminderen in de ene fase, maar vergroten in een andere).
Fases van een LCA
Grondstoffenwinning → mijnbouw, landbouw, houtkap.
Productie → energie en materialen in de fabriek.
Transport & distributie → van fabriek naar consument.
Gebruik → energie, onderhoud, levensduur.
End-of-life → afval, recycling, hergebruik.
Voorbeelden
Een LCA van een PET-fles toont impact bij olie-extractie, plasticproductie, transport en afval.
Vergelijking: een katoenen tas lijkt duurzaam, maar pas na ±150 keer hergebruik is de impact lager dan die van een plastic zakje.

M
Materialiteit
Materialiteit gaat over het bepalen welke onderwerpen écht belangrijk (“materieel”) zijn voor een organisatie en haar stakeholders. In duurzaamheid betekent dit: welke thema’s hebben de grootste impact op het bedrijf én de samenleving.
Doelen
Focus aanbrengen: niet álles rapporteren, maar wat er écht toe doet.
Helpen bij strategie en rapportage (bijv. CSRD en GRI).
Transparantie richting investeerders, klanten en werknemers.
Soorten materialiteit
Financiële materialiteit: invloed van duurzaamheidskwesties op de financiële prestaties van het bedrijf (bijv. CO₂-belasting).
Impactmaterialiteit: invloed van het bedrijf op milieu en maatschappij (bijv. watergebruik, arbeidsrechten).
Dubbele materialiteit = combinatie van beide perspectieven.
Voorbeeld
Een kledingbedrijf ziet dat arbeidsomstandigheden in productielanden én CO₂-uitstoot in de keten materieel zijn. Deze komen dan bovenaan hun materialiteitsmatrix.
__________
MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen)
MVO betekent dat een bedrijf bewust verantwoordelijkheid neemt voor de effecten van zijn activiteiten op mens, milieu en maatschappij.
Kernpunten
Balans tussen People, Planet, Profit.
Verder kijken dan winst → ook maatschappelijke bijdrage leveren.
Vrijwillig ontstaan, maar steeds vaker verplicht via wetgeving (CSRD, due diligence).
Voorbeelden van MVO-praktijken
Duurzame inkoop (grondstoffen zonder kinderarbeid of ontbossing).
Investeren in energiebesparing en groene stroom.
Diversiteit en inclusie bevorderen in de organisatie.
Transparante communicatie en dialoog met stakeholders.
Voorbeeld
Tony’s Chocolonely zet in op 100% slaafvrije chocolade (sociaal MVO).
IKEA investeert in circulair design en hernieuwbare energie (milieu MVO).

N
Natuurinclusief bouwen
Natuurinclusief bouwen betekent dat bij het ontwerpen en realiseren van gebouwen en infrastructuur bewust rekening wordt gehouden met natuur en biodiversiteit. Het doel is bouwen op een manier die mens én natuur ten goede komt.
Doelen
Versterken van biodiversiteit in stedelijke en landelijke omgeving.
Klimaatadaptatie (bijv. wateropvang, verkoeling).
Gezondere leefomgeving voor bewoners.
Voorbeelden van maatregelen
Groene daken en gevels voor vogels en insecten.
Nestkasten voor vleermuizen en huismussen in gebouwen.
Waterdoorlatende bestrating en wadi’s om regenwater op te vangen.
Gebruik van inheemse planten bij inrichting van buitenruimte.
Voorbeeld
De Nieuwe Dokken (Gent): een duurzame stadswijk in Gent aan het water.
Groene gevels en binnentuinen → ruimte voor biodiversiteit én verkoeling in de stad.
Nestkasten voor vogels en vleermuizen geïntegreerd in gebouwen.
Slim waterbeheer: regenwater en afvalwater worden lokaal opgevangen en hergebruikt.
Circulair energieconcept: restwarmte van een fabriek wordt gebruikt om de wijk te verwarmen.
__________
Netto-nul / Net Zero
Netto-nul (of Net Zero) betekent dat er netto geen broeikasgasuitstoot meer plaatsvindt: de uitstoot die er nog is, wordt volledig gecompenseerd of verwijderd.
Doelen
Mondiaal: de opwarming beperken tot 1,5 °C (Parijsakkoord).
Bedrijven en landen: klimaatneutraliteit bereiken, vaak uiterlijk 2050.
Hoe te bereiken
Voorkomen en reduceren van uitstoot (bijv. door groene energie en elektrificatie).
Restuitstoot compenseren via CO₂-opslag (CCS) of natuur (bossen, veengebieden).
Innovatie: nieuwe technologieën ontwikkelen om CO₂ uit de lucht te halen.
Voorbeelden
De EU hebben doelstellingen voor netto-nul in 2050.
Microsoft streeft zelfs naar netto-negatief in 2030 (meer CO₂ uit de lucht halen dan uitstoten).
__________
Nature-based solutions (NbS)
Nature-based solutions (NbS) zijn oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen (zoals klimaat, water, voedsel, gezondheid) die gebruikmaken van natuurlijke processen en ecosystemen.
Doelen
Klimaatadaptatie en mitigatie versterken.
Biodiversiteit herstellen.
Duurzame oplossingen bieden die vaak goedkoper en robuuster zijn dan technische alternatieven.
Voorbeelden van NbS
Aanleggen van natte natuurgebieden of mangroves als natuurlijke kustbescherming.
Groene daken en parken in steden → verkoeling en wateropvang.
Herstel van bossen en veengebieden → CO₂-opslag en biodiversiteit.
Agroforestry (bomen in landbouwsystemen) → betere bodem, minder erosie, extra inkomsten.
Voorbeeld
In Bangladesh worden mangrovebossen hersteld om dorpen te beschermen tegen stormvloeden én tegelijk habitat te creëren voor vissen en vogels.

P
Parijsakkoord (Akkoord van Parijs)
Het Parijsakkoord is een wereldwijd klimaatverdrag dat in 2015 door bijna alle landen werd ondertekend tijdens de VN-klimaattop in Parijs (COP21). Het is het belangrijkste internationale verdrag om klimaatverandering tegen te gaan.
Doelen
Opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 °C en streven naar maximaal 1,5 °C.
Wereldwijde uitstoot van broeikasgassen zo snel mogelijk laten dalen.
Klimaatadaptatie versterken en financiering voor ontwikkelingslanden beschikbaar stellen.
Kenmerken
Elke vijf jaar moeten landen nationale klimaatplannen (NDC’s) indienen en aanscherpen.
Rijkere landen ondersteunen armere landen met klimaatfinanciering.
Juridisch bindend in proces (rapportage en plannen), maar niet in exacte cijfers of sancties.
Voorbeeld
De EU heeft via het Parijsakkoord de doelstelling aangenomen om in 2030 minstens 55% minder uitstoot te hebben ten opzichte van 1990.
__________
Planetary boundaries (planetaire grenzen)
Het concept van de planetary boundaries (planetaire grenzen) werd in 2009 geïntroduceerd door Johan Rockström en collega’s. Het beschrijft de ecologische grenzen van de aarde waarbinnen de mensheid veilig kan functioneren.
Kernidee
Als we binnen deze grenzen blijven → stabiel systeem, leefbare planeet.
Als we grenzen overschrijden → risico op onomkeerbare schade en instorting van ecosystemen.
Negen planetaire grenzen
Klimaatverandering
Biodiversiteitsverlies
Verstoring stikstof- en fosforkringloop
Landgebruik (ontbossing)
Zoetwatergebruik
Verzuring van oceanen
Luchtvervuiling / aerosolen
Aantasting van de ozonlaag
Chemische verontreiniging (plastic, gifstoffen)
Voorbeeld
Volgens recente studies zijn inmiddels 6 van de 9 grenzen overschreden, o.a. klimaat, biodiversiteit en stikstof.
__________
Product stewardship (productverantwoordelijkheid)
Product stewardship betekent dat bedrijven verantwoordelijkheid nemen voor een product gedurende de hele levenscyclus – van ontwerp en productie tot gebruik en afvalfase.
Doelen
Milieu-impact minimaliseren tijdens de hele keten.
Gebruikers, producenten én overheden betrekken bij verantwoord gebruik.
Circulariteit stimuleren: producten zo ontwerpen dat ze makkelijk herbruikbaar of recyclebaar zijn.
Kernpunten
Ontwerp: kiezen voor duurzame materialen en lange levensduur.
Gebruik: goede instructies en service voor efficiënt gebruik.
End-of-life: inzameling, hergebruik, recycling of veilige verwerking.
Voorbeelden
Producenten van batterijen en elektronica die verplicht zijn oude producten terug te nemen en te recyclen.
IKEA ontwikkelt meubels die demontabel zijn en teruggebracht kunnen worden.
Coca-Cola investeert in statiegeld- en recyclingprogramma’s voor flessen.

R
Regeneratie
Regeneratie betekent: niet alleen schade aan natuur en samenleving beperken, maar actief bijdragen aan herstel en vernieuwing. Het gaat verder dan duurzaamheid (“minder slecht”) → het draait om positieve impact.
Doelen
Ecosystemen herstellen en sterker maken.
Sociale structuren vernieuwen en gemeenschappen veerkrachtiger maken.
Nieuwe balans creëren tussen economie, mens en natuur.
Kenmerken
Toepasbaar in landbouw (regeneratieve landbouw: bodem verbeteren, biodiversiteit stimuleren).
Toepasbaar in steden (regeneratief design: gebouwen en wijken die energie leveren i.p.v. verbruiken).
Focus op langetermijneffecten en systeemherstel.
Voorbeelden
Boeren die overstappen van monocultuur naar agroforestry, waardoor bodem en biodiversiteit herstellen.
Een kantoorgebouw dat méér energie en water levert dan het gebruikt (regeneratief bouwen).
__________
Renewable energy (hernieuwbare energie)
Renewable energy is energie uit bronnen die onuitputtelijk zijn en zichzelf steeds opnieuw aanvullen, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen.
Voordelen
Lage of geen CO₂-uitstoot → helpt klimaatverandering beperken.
Onuitputtelijk → bronnen raken niet op.
Energiezekerheid → landen worden minder afhankelijk van olie en gas.
Belangrijkste bronnen
Zon (zonnepanelen, zonneboilers).
Wind (windturbines op land en zee).
Waterkracht (rivieren, dammen, getijden).
Geothermie (warmte uit de aarde).
Biomassa (organisch materiaal, mits duurzaam toegepast).
Voorbeelden
Noorwegen wekt bijna al zijn elektriciteit op met waterkracht.
__________
Resilience (weerbaarheid)
Resilience betekent het vermogen van een systeem (bijv. een stad, economie of ecosysteem) om schokken en veranderingen op te vangen en zich eraan aan te passen, zonder in te storten.
Doelen
Beschermen tegen klimaatrisico’s zoals overstromingen, droogte en stormen.
Voorbereid zijn op economische en sociale veranderingen.
Veerkrachtige systemen opbouwen die snel herstellen na een crisis.
Kenmerken
Infrastructuur: robuust en flexibel (bijv. dijken die én water tegenhouden én natuur versterken).
Gemeenschappen: sociale netwerken en samenwerking versterken.
Ecosystemen: biodiversiteit verhogen → meer stabiliteit.
Voorbeelden
Steden met groene daken en waterbuffers → bestand tegen hitte en hevige regen.
Een circulaire economie is veerkrachtiger dan een lineaire, omdat grondstoffen beter benut worden.
Koraalriffen die door herstelprojecten beter bestand zijn tegen opwarming.
__________
Renewable Energy Certificates (REC’s / Garanties van Oorsprong, GvO’s)
REC’s (in de VS) of Garanties van Oorsprong (GvO’s) in Europa zijn certificaten die bewijzen dat een bepaalde hoeveelheid elektriciteit duurzaam is opgewekt.
Doelen
Transparantie: consumenten en bedrijven kunnen zien of hun stroom écht uit hernieuwbare bronnen komt.
Stimuleren van investeringen in groene energie door vraag en aanbod inzichtelijk te maken.
Vermijden van “dubbel tellen” → elke MWh (megawattuur) groene stroom krijgt maar één certificaat.
Hoe werkt het?
Producent van groene stroom (bijv. windpark) krijgt voor elke MWh een certificaat.
Producent kan dit certificaat verkopen aan een leverancier of bedrijf.
De koper mag dan claimen dat hij groene stroom gebruikt.
Het certificaat wordt daarna “ingetrokken” zodat het niet dubbel gebruikt kan worden.
Voorbeelden
Grote bedrijven (bijv. Google, Microsoft) kopen REC’s om hun energieverbruik te vergroenen en hun klimaatdoelen te halen.
Kritiek
Omdat België zelf niet genoeg hernieuwbare productie heeft, worden veel GvO’s geïmporteerd uit andere Europese landen (bv. waterkracht uit Noorwegen).
Dit leidt soms tot kritiek dat Belgische stroom “groen gemaakt” wordt via certificaten, terwijl de fysieke mix nog grotendeels fossiel of nucleair is.

S
SASB (Sustainability Accounting Standards Board)
De SASB (VS, 2011) ontwikkelt standaarden die focussen op financieel materiële duurzaamheidsinformatie.
Kenmerken
Gericht op investeerders.
Sector-specifieke standaarden (bijv. mijnbouw, transport, voeding).
Smal: focust op ESG-informatie die financieel relevant is.
Voorbeeld: Een energiebedrijf rapporteert volgens SASB over methaanlekken, omdat dat een financieel risico vormt.
__________
SBTi (Science Based Targets initiative)
Het SBTi helpt bedrijven wetenschappelijk onderbouwde CO₂-reductiedoelen vast te stellen, in lijn met het Parijsakkoord.
Kenmerken
Doelen afgestemd op 1,5 °C-traject.
Onafhankelijke validatie door SBTi.
Voorbeeld: Colruyt Group heeft SBTi-doelen voor CO₂-reductie in lijn met Parijsakkoord.
__________
Scope 1
Scope 1-emissies zijn de directe broeikasgasuitstoot van een organisatie.
Kenmerken
Komt uit bronnen die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door het bedrijf.
Voorbeelden: eigen ketels en ovens, bedrijfswagens, fabrieksprocessen.
Volledig in de hand van het bedrijf zelf.
Voorbeeld
Een Belgische brouwerij die aardgas gebruikt om bier te brouwen → de CO₂ die vrijkomt bij verbranding van dat gas = Scope 1.
__________
Scope 2
Scope 2-emissies zijn de indirecte emissies door het inkoop en gebruik van elektriciteit, warmte of stoom.
Kenmerken
Niet zelf uitgestoten, maar wel veroorzaakt door de energievraag.
Hangt af van de stroommix van het land (groen of fossiel).
Wordt vaak verlaagd door groene stroom of hernieuwbare contracten.
Voorbeeld
Een bedrijf in Brussel koopt elektriciteit uit het net. Als die stroom deels uit gascentrales komt, telt die CO₂ mee als Scope 2.
__________
Scope 3
Scope 3-emissies zijn alle andere indirecte emissies in de waardeketen van een bedrijf.
Kenmerken
Vaak de grootste categorie.
Zowel upstream (leveranciers, transport) als downstream (gebruik en afvalfase).
Lastig meetbaar, maar cruciaal voor een volledig beeld.
Voorbeelden
CO₂ van de productie van grondstoffen (bv. staal, katoen).
Transport door derden.
Uitstoot bij gebruik van het product (auto → benzineverbruik).
Afvalverwerking en recycling.
Voorbeeld
Een Belgische supermarktketen telt niet alleen de emissies in de winkels, maar ook de CO₂ van boeren, transport en de consumptie van voedsel.
__________
Scope 4 (Avoided emissions)
Scope 4 (nog geen officiële standaard) gaat over de vermeden emissies die ontstaan doordat een product of dienst CO₂ bespaart bij de klant of gebruiker.
Kenmerken
Nog in ontwikkeling, maar vaak gebruikt in duurzaamheidscampagnes.
Focus op positieve impact: wat helpt anderen minder uitstoten?
Geen verplichting in officiële rapportage (GHG Protocol).
Voorbeeld
Een producent van isolatiemateriaal rekent de vermeden CO₂ mee doordat klanten minder moeten stoken.
__________
SDG (Sustainable Development Goals)
Zie Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen
__________
SFDR (Sustainable Finance Disclosure Regulation)
De SFDR is een EU-verordening (2021) die financiële instellingen verplicht om transparant te zijn over duurzaamheid in hun beleggingen.
Kenmerken
Classificatie van fondsen:
Artikel 6 = geen duurzaamheidsdoel.
Artikel 8 = “lichtgroen” → bevordert ESG-factoren.
Artikel 9 = “donkergroen” → duurzame doelstellingen centraal.
Helpt greenwashing tegengaan.
Voorbeeld (BE): Belgische banken als KBC en Belfius labelen hun fondsen onder SFDR (art. 6, 8 of 9).
__________
Social bonds
Obligaties waarmee geld wordt opgehaald voor sociale projecten.
Kenmerken
Thema’s: onderwijs, gezondheidszorg, betaalbare huisvesting.
Populair bij ontwikkelingsbanken en overheden.
Voorbeeld: De Belgische overheid kan social bonds uitgeven voor investeringen in sociale woningen.
__________
Sociale duurzaamheid
Sociale duurzaamheid gaat over het waarborgen van rechtvaardigheid, welzijn en gelijkheid in de samenleving, nu en in de toekomst.
Kernpunten
Respect voor mensenrechten.
Goede arbeidsomstandigheden en eerlijke lonen.
Inclusie, diversiteit en gemeenschapsvorming.
Voorbeeld
Een Belgisch bedrijf dat actief inzet op gelijke kansen, veilige werkomstandigheden en inclusieve werkplekken →draagt bij aan sociale duurzaamheid.
__________
Sociaal ondernemerschap
Sociaal ondernemerschap betekent ondernemen met als primair doel sociale of ecologische waarde creëren, niet enkel winst.
Kenmerken
Winst is een middel, geen doel op zich.
Vaak hybride modellen: bedrijf + maatschappelijke missie.
Innovatief in aanpak van maatschappelijke problemen.
Voorbeelden (BE)
De Kringwinkel: hergebruik van spullen + sociale tewerkstelling.
Duurzame energiecoöperaties zoals Ecopower: burgers investeren samen in groene stroom.
__________
Stakeholder engagement
Stakeholder engagement betekent het betrekken van belanghebbenden (werknemers, klanten, leveranciers, overheid, buurtbewoners) bij de strategie en beslissingen van een organisatie.
Doelen
Begrip krijgen van verwachtingen en zorgen.
Transparantie en vertrouwen opbouwen.
Betere besluiten nemen en draagvlak creëren.
Vormen
Enquêtes, interviews, werkgroepen.
Dialoogsessies en participatieprojecten.
Samenwerking in ketens of sectoren.
__________
Supply chain sustainability
Supply chain sustainability betekent dat bedrijven hun hele toeleveringsketen verduurzamen, niet enkel hun eigen activiteiten.
Kernpunten
Milieu: CO₂-reductie, water, grondstoffen, circulaire economie.
Sociaal: arbeidsrechten, fair trade, veiligheid.
Transparantie en traceerbaarheid.
Voorbeeld
Een Belgische retailer vraagt leveranciers bewijs van duurzame productie (bv. RSPO-gecertificeerde palmolie of FSC-hout).

T
TCFD (Task Force on Climate-related Financial Disclosures)
De TCFD (2015, Financial Stability Board) geeft richtlijnen voor het rapporteren van klimaatgerelateerde risico’s en kansen.
Kenmerken
4 pijlers: governance, strategie, risicomanagement, metrics & targets.
Focust op financiële risico’s door klimaatverandering.
Veel gebruikt als basis voor ISSB en CSRD.
Voorbeeld: Belgische banken rapporteren volgens TCFD over hun blootstelling aan klimaatrisico’s in hun beleggingsportefeuilles.
__________
TNFD (Task Force on Nature-related Financial Disclosures)
De TNFD (2021) is het “zusje” van TCFD, maar focust op natuur- en biodiversiteitsrisico’s.
Kenmerken
Helpt bedrijven hun afhankelijkheid en impact op natuur in kaart te brengen.
Zelfde structuur als TCFD (governance, strategie, risico’s, targets).
Sluit aan op nieuwe biodiversiteitsdoelen (Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework).
Voorbeeld: Een Belgische voedingsproducent rapporteert volgens TNFD hoe afhankelijk zijn keten is van water en bestuiving.
__________
Transitie-financiering
Transitie-financiering is financiering bedoeld voor bedrijven en sectoren die nog (deels) afhankelijk zijn van fossiele of vervuilende activiteiten, maar die stap voor stap de overgang maken naar een duurzame bedrijfsvoering.
Doelen
Bedrijven ondersteunen bij de klimaattransitie in plaats van ze meteen uit te sluiten.
Versnellen van CO₂-reductie in sectoren die moeilijk te verduurzamen zijn (staal, cement, scheepvaart).
Vermijden dat bedrijven “vast komen te zitten” zonder geld om te vergroenen.
Kenmerken
Geld gaat naar projecten die aantoonbaar bijdragen aan verduurzaming.
Bedrijven moeten een transitieplan hebben met duidelijke doelstellingen (bijv. Net Zero in 2050).
Kan samengaan met strenge voorwaarden (geen nieuwe fossiele investeringen, wel verduurzaming).
Voorbeeld
Belgische banken zoals KBC en Belfius financieren de energietransitie van industriële klanten.
De Europese Investeringsbank (EIB) verstrekt leningen voor de verduurzaming van de scheepvaart en de staalindustrie
__________
Transition bonds
Obligaties uitgegeven om bedrijven of sectoren te financieren die nog vervuilend zijn, maar stappen zetten naar verduurzaming.
Kenmerken
Gericht op sectoren als staal, cement, scheepvaart.
Alleen geldig als er een transitieplan is.
Voorbeeld: Een Belgische staalproducent geeft transition bonds uit om over te schakelen op waterstoftechnologie.
__________
True pricing
True pricing betekent dat de prijs van een product of dienst ook de verborgen kosten bevat: de schade aan milieu en maatschappij die normaal niet in de prijs zit.
Doelen
Consumenten laten zien wat de werkelijke impact van hun aankoop is.
Producenten stimuleren om duurzamer te produceren.
Eerlijke concurrentie tussen producten → duurzame keuzes worden vanzelf aantrekkelijker.
Verborgen kosten die worden meegerekend
Milieu: CO₂-uitstoot, waterverbruik, vervuiling, verlies biodiversiteit.
Sociaal: onderbetaling, slechte arbeidsomstandigheden, gezondheidskosten.
Voorbeelden
Sommige supermarkten tonen naast de gewone prijs ook een true price van producten zoals koffie of bananen.
Een T-shirt dat €10 kost in de winkel, kan een true price hebben van €17 als je milieu- en sociale schade meerekent.
Belgische coöperaties en fairtrade-organisaties experimenteren met true pricing in hun aanbod.

U
UN Global Compact
De UN Global Compact is een wereldwijd initiatief van de Verenigde Naties (gestart in 2000) dat bedrijven en organisaties oproept om zich te committen aan duurzaam en verantwoord ondernemen. Het is het grootste vrijwillige duurzaamheidsinitiatief ter wereld.
Doelen
Bedrijven en organisaties stimuleren om mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en anti-corruptie te respecteren.
Een wereldwijd netwerk bieden voor kennisdeling, samenwerking en innovatie.
Bedrijven laten rapporteren over hun vooruitgang richting duurzame ontwikkeling (o.a. de SDG’s).
Tien principes van de UN Global Compact
1–2. Mensenrechten respecteren en schendingen vermijden.
3–6. Arbeidsrechten: vrijheid van vakbond, geen dwang- of kinderarbeid, geen discriminatie.
7–9. Milieu: voorzorgsbeginsel toepassen, milieuvriendelijke initiatieven bevorderen, ontwikkeling en verspreiding van groene technologieën ondersteunen.
10. Anti-corruptie: corruptie in alle vormen bestrijden.
Voorbeelden
Belgische bedrijven zoals Umicore, Solvay en Proximus zijn aangesloten bij het UN Global Compact.
Jaarlijks publiceren deelnemers een Communication on Progress (CoP) waarin ze rapporteren over hun prestaties en verbeterpunten.
Vergelijking: UN Global Compact vs. SDG’s vs. ESG
Aspect | UN Global Compact | SDG’s (Sustainable Development Goals) | ESG (Environmental, Social, Governance) |
Wat is het? | Vrijwillig VN-initiatief (2000) met 10 principes voor verantwoord ondernemen. | 17 wereldwijde doelen (VN, 2015) voor duurzame ontwikkeling in 2030. | Raamwerk/criteria voor bedrijven en investeerders om duurzaamheid te meten. |
Focust op | Principes rond mensenrechten, arbeid, milieu, anti-corruptie. | Brede duurzame ontwikkeling: armoede, gezondheid, onderwijs, klimaat, vrede. | Meetbare prestaties van bedrijven: milieu, sociale aspecten, goed bestuur. |
Voor wie? | Bedrijven, ngo’s, overheden, organisaties. | Alle landen en sectoren wereldwijd. | Bedrijven (rapportage) en investeerders (beleggingsbeslissingen). |
Bindend of vrijwillig? | Vrijwillig, maar bedrijven moeten jaarlijks rapporteren (Communication on Progress). | Niet bindend, wel afspraken binnen landen (bijv. Parijsakkoord gekoppeld). | Geen officiële wet, maar steeds meer verplicht via EU-wetgeving (CSRD, SFDR). |
Rapportage | Communication on Progress (CoP): jaarlijkse update over implementatie van de 10 principes. | Landen rapporteren voortgang bij VN; bedrijven gebruiken SDG’s vaak als vrijwillig kader. | ESG-rapportage via standaarden (GRI, SASB, CSRD). |
Tijdsdoel | Doorlopend (geen eindjaar). | 2030 (SDG’s moeten gehaald zijn). | Doorlopend → vooral koppeling met klimaatdoelen 2030 en Net Zero 2050. |
Voorbeelden BE | Umicore, Solvay en Proximus nemen deel aan UN Global Compact. | Vlaanderen heeft een SDG-charter ondertekend; Belgische banken en universiteiten gebruiken SDG’s als kader. | Belgische bedrijven rapporteren ESG-prestaties voor investeerders; KBC, Belfius bieden ESG-fondsen. |

V
Vergroening
Vergroening betekent het proces waarbij beleid, bedrijven of de samenleving steeds meer duurzaamheid en milieubescherming integreren in hun activiteiten. Het gaat dus om de overgang naar een groenere, klimaat- en natuurvriendelijke aanpak.
Doelen
Verminderen van CO₂-uitstoot en milieu-impact.
Bevorderen van circulaire economie en hernieuwbare energie.
Integreren van natuur en biodiversiteit in economische en stedelijke ontwikkeling.
Voorbeelden
Overheidsbeleid: vergroening van belastingen (meer taksen op vervuiling, minder op arbeid).
Bedrijven: overstappen op groene stroom, duurzame verpakkingen, circulaire processen.
Steden: vergroening van de openbare ruimte met parken, bomen en groene daken.
Voorbeelden in België
De vergroening van de bedrijfswagenfiscaliteit: tegen 2026 moeten alle nieuwe bedrijfswagens emissievrij zijn.
Vlaamse steden investeren in vergroening van pleinen en straten om hitte en wateroverlast tegen te gaan.
__________
VSME
VSME betekent Voluntary Small and Medium Enterprise. Dit zijn kleine en middelgrote ondernemingen die vrijwillig kiezen om duurzaamheidsrapportages te maken, ook al vallen ze (nog) niet onder de verplichte Europese CSRD-richtlijn.
Waarom belangrijk?
Grote bedrijven moeten rapporteren over hun hele keten → dus ook leveranciers.
VSME’s die vrijwillig rapporteren, kunnen aantrekkelijker worden als leverancier.
Laat zien dat ook kleinere bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen en transparant zijn.
Rapportering meer en meer gevraagd door banken in kader van financiering
Kenmerken
Vrijwillig rapporteren volgens vereenvoudigde standaarden (ESRS for SMEs in ontwikkeling).
Kan gaan over CO₂-uitstoot, energiegebruik, arbeidsomstandigheden, diversiteit, enz.
Vaak gestimuleerd door klanten, banken of investeerders.
Voorbeelden in België
Een kleine producent van verpakkingsmateriaal kiest vrijwillig voor ESG-rapportage om grote klanten (bv. supermarktketens) beter te bedienen.

W
Water footprint (watervoetafdruk)
De water footprint of watervoetafdruk meet de totale hoeveelheid water die direct én indirect nodig is om een product, dienst of activiteit te leveren. Het gaat dus niet alleen om wat je ziet (bv. kraanwater), maar ook om het verborgen watergebruik in de hele keten.
Doelen
Inzicht krijgen in watergebruik en waterstress.
Bedrijven en consumenten bewust maken van verborgen water in producten.
Vergelijken van alternatieven om duurzamere keuzes te maken.
Soorten watervoetafdruk
Blauw water: oppervlakte- en grondwater gebruikt voor irrigatie, productie of huishoudelijk gebruik.
Groen water: regenwater dat door planten wordt opgenomen.
Grijs water: hoeveelheid water nodig om vervuiling te verdunnen tot een aanvaardbaar niveau.
Voorbeelden
1 kop koffie = ± 140 liter water (vooral voor de teelt van koffiebonen).
1 katoenen T-shirt = ± 2.700 liter water (teelt, verwerking, verven).
In België berekenen bedrijven hun watervoetafdruk vaak in het kader van MVO-rapportage of LCA’s (levenscyclusanalyses).

Z
Zero waste
Zero waste is een strategie en levensstijl die erop gericht is om geen afval meer te produceren dat gestort of verbrand moet worden. Alles wordt hergebruikt, gerecycled of gecomposteerd, zodat materialen in een circulaire kringloopblijven.
Doelen
Afvalstromen tot nul reduceren.
Grondstoffen besparen en verspilling tegengaan.
Circulaire economie bevorderen → “afval = grondstof”.
Milieuschade (CO₂, plasticvervuiling) beperken.
Principe: de 5 R’s
Refuse – weiger onnodige producten/verpakkingen.
Reduce – verminder wat je gebruikt.
Reuse – gebruik spullen opnieuw of tweedehands.
Recycle – materialen inzamelen en opnieuw verwerken.
Rot – organisch afval composteren.
Voorbeelden
Zero waste-winkels in België waar je producten koopt zonder verpakkingen
Steden zoals Leuven en Gent hebben afvalarme beleidsplannen met focus op hergebruik en circulaire economie.
Bedrijven die hun productieafval volledig hergebruiken of recycleren.
Uitdagingen
Niet alles is recyclebaar of composteerbaar.
Verpakkingen spelen soms een rol in voedselveiligheid en houdbaarheid.
Vereist gedragsverandering bij consumenten én bedrijven.